Spelen heeft geen spel nodig

twee welpen spelen met een balk in het bos

Of hoe spelen verweven is in ons scouting-DNA.

Op tocht ontpopt een simpele zicht tot hoofdrol in een voetbalspelletje bij enkele kabouters. Tijdens de afwas ontstaat een strijd tussen twee ploegen givers om hun stapel gamellen het snelst weg te werken. Op een leidingsquiz vliegen de marshmallows plots in het rond, want naast vragen beantwoorden is die snoepjes in elkaars drankjes mikken de max. Of hoe spelen helemaal verweven is in ons scouting-DNA. Al spelend experimenteren we, verleggen we grenzen en amuseren we ons natuurlijk rot!

Be (un)prepared

Op de scouts kennen we twee soorten spelen: georganiseerd spel (game) en vrij spel (play). Game schept een kader met een doel, acties en regels. ‘Verzamel kaartjes in het bos en voer die opdrachten uit, je mag maar één kaartje tegelijk bijhouden en je wint bij tien punten.’ Natuurlijk is er meer nodig om er een zalig spel van te maken. Denk maar aan inleving en inkleding, uitdaging, samenwerking ...

Play is de tegenhanger. Het is het spontane spel dat ontstaat uit:

  • handelingen: van wandelen naar enkel op witte lijnen lopen (‘de vloer is lava!’),
  • fantasie: kapoenen spelen een optreden van K3 na,
  • materiaal: restaurant Dennenappel (niet voor fijnproevers).

Play gaat niet over winnen, het is spelen om te spelen. Vrij en onbezonnen.

Veel van onze activiteiten bouwen we vanuit het eerste principe op, van stadspel tot Olympische Spelen. Leden vinden op een veilige manier hun plekje in de groep en kliekjes worden tijdens het spel vaak opengebroken. Als leiding kan je je leden uitdagen en inzetten op hun talenten.

Tijdens vrij spel hebben leden, zoals de naam zegt, heel veel vrijheid. Ze bepalen zelf wat ze doen en op welke manier. Ze kiezen met wie ze spelen of amuseren zich net even alleen. Zo laten ze hun creativiteit de vrije loop en leren ze samen spelen.

Spelen of spelen, dat is de vraag

Elementen uit game kunnen in play sluipen.
Een jonggiver begint over de witte lijnen op de grond te wandelen (regel). Een andere volgt en probeert de andere van de lijn te duwen (actie). Een leider springt op een muurtje en zegt: ‘Verhoogjes mogen ook!’ (extra regel). Ze houden punten bij (doel).
Iedereen kan meedoen en het spel aanpassen, al hoeft de rest niet te volgen. Als de jonggivers enkel de lijnen blijven gebruiken, valt de extra regel snel weg. Niemand zegt wanneer het spelen gedaan is. Het kan langzaam uitdoven of er kan een heel nieuw spel ontstaan.

Het gebeurt ook vaak dat leden zelf hun fantasie of spel (play) meenemen in het spel (game). Je herkent het misschien wel: tijdens het bosspel zijn drie welpen meer bezig met hun kamp te bouwen dan levens te verzamelen. Durf hier als leiding ook ruimte voor laten. Zie het niet als storend, maar net als meerwaarde dat leden hun eigen plezier vinden. Gaan ze toch over een grens of vind je het belangrijk dat ze wel meedoen? Babbel even met hen, leg uit waarom je het belangrijk of leuk vindt als ze meespelen en maak duidelijke afspraken. Luister omgekeerd ook naar hen en zoek samen naar een oplossing of gulden middenweg. Bijvoorbeeld: elke keer ze een leventje winnen, mogen ze hun kamp met één tak verstevigen. En vergeet niet: al spelend verkennen kinderen de wereld. Als leiding ben je een ervaren ontdekkingsreiziger die hen op weg helpt, maar af en toe ook mee het onbekende induikt.

“Mijn medeleiding en ik hadden een groot stadsspel in elkaar gestoken waarbij de gidsen verschillende plaatsen moesten veroveren. Na een halfuur voerden ze enkel nog de nevenopdracht uit: als je een ander groepje volledig kan fotograferen, mag je hen een opdracht geven. Zo werd ons stadsspel plots een semi-sluipspel waarbij de gidsen de zotste opdrachten verzonnen. We hadden als leiding constant de slappe lach als we onze leden vermomd over de pleinen zagen lopen. Onvergetelijk!”

Nee aan dode momenten!

Vieruurtjes, platte rust, wachten op de trein ... Tijdens dode momenten heeft de leiding meestal niks voorbereid. Als je het aan kinderen vraagt, zijn die momenten vaak niet dood. Ze babbelen met hun vrienden, rusten uit of beginnen – jawel - te spelen. Die vrijheid geeft hen de kans om hun eigen ding te doen. Toch zijn het ook net die momenten waarop heel wat leden het moeilijk krijgen. Ze weten niet wat doen, voelen zich misschien niet goed in de groep en krijgen al eens heimwee. Niet alleen de schattige kapoentjes, maar ook de coole givers kunnen last hebben van deze dode momentenblues.

De truc is om die momenten zo in te richten dat ze springlevend worden. Reanimeer je pauzes tot een tijdsblok waarin leden geprikkeld worden om te spelen. Met enkele beproefde tips zorg je ervoor dat ze zich niet verloren voelen maar net ten volle kunnen genieten van hun vrijheid. Geen paniek, het kan ook zonder voorbereiding!

Rol als leiding

Hoewel leden de spelexperten zijn, heb je als leiding ook een belangrijke rol tijdens dode – en vanaf nu, levende - momenten. Ook al heb je geen activiteit voorbereid, blijf betrokken bij je leden. Wanneer je kapoenen midden in hun fantasiespel zitten of je jonggidsen giechelend in hun tent liggen, kan je gerust vanop een afstandje toekijken. Maar het is ook een uitgelezen kans om in hun leefwereld te duiken. Je ontdekt waar ze mee bezig zijn en wint hun vertrouwen.

Daarnaast ben je als leiding in een uitstekende positie om vrij spel te stimuleren. Initieer bijvoorbeeld zelf een spel of reik spelideeën aan. Betrek ook stillere leden die anders niet gemakkelijk meespelen. Begin samen een spel en al gauw zullen anderen aansluiten.

Speelimpulsen

Kinderen, groot of klein, hebben niet veel nodig om te spelen. Soms kunnen ze wel een duwtje in de rug gebruiken. Prikkel hen eens met speelimpulsen. Hoe dan? Geef ze materiaal, van een bal tot een autoband, en ze zijn vertrokken. Op kamp kan je bijvoorbeeld een kist voorzien waarin elke dag ander materiaal zit, met klassiekers als een kaartspel, verkleedkleren en frisbees, maar even goed lakens of lepels. Dat mogen ze gebruiken op vrije momenten. Aanschouw: een groepje kabouters bouwt een schuilplek voor het spaghettimonster, terwijl anderen lepelkatapulten uitvinden. Na het vrij spel wordt het materiaal opnieuw verzameld in die kist. Zo gaat ook het opruimen vlot.

Tip: je kan de kist inkleden en versieren in je kampthema. Denk: een piratenschatkist, een wereldkaart of duikboot.

En waarom de speelprikkels niet uitbreiden over het hele terrein? Een bouwhoek om te timmeren, een podium met verkleedkleren en oude muziekinstrumenten, de knutseltent ... het kan allemaal! Leden zijn vrij om daar te spelen, terwijl de leiding een oogje in het zeil houdt.

Spelen zonder spullen

Ook zonder of met weinig materiaal kan je veel kanten uit. Pauze tijdens driedaagse? Start een spelletje 'dasgooien’ naar elkaar, met een steeds grotere afstand. Of speel liedjescarroussel waarbij je telkens een liedje zingt dat je linkt aan het vorige. Enkele dode momenten in ‘t verschiet? Bedenk op voorhand een aantal spelletjes waar je geen materiaal voor nodig hebt. Voor je het weet geven je leden input en is verveling niet meer dan een woord.

Vrij spel met grote kleine kinderen

Je vraagt je misschien af: wat met mijn givers of jins die tijdens de platte rust gewoon in hun tent liggen? Ook dat is oké! Je kan hen wel stimuleren om die momenten te gebruiken om samen iets te doen. Zet je erbij en start een gezelschapspel of speel Open}kaart. Blijf vooral in hun leefwereld en verplicht ze niet om te spelen. Ontstaat er tijdens de afwas een ware afwasstrijd? Ga erin mee en toon je van je meest speelse kant. Ongetwijfeld komt het grootste kleine kind in hen naar boven.

Daag je leden uit!

Jonggivers spelen al drie dagen voetbal tijdens de avondpauze, maar eigenlijk vindt de helft dat niet leuk. Daag ze uit om hierin te variëren. Bij elke goal bedenkt iemand anders een regel: dance battle als de bal buiten ligt, niet lopen met de bal, de keeper wordt geblinddoekt ... De variaties zijn eindeloos! Zo komen je leden uit hun comfortzone en gaan ze vanzelf meer afwisselen.

Om af te sluiten: je bent als leiding met zoveel bezig op een kamp. Vergeet vooral niet te spelen, want dat kan jij als de beste!

TEKST: Sanne Baeten
FOTO: Sander Petré

Lees meer in Over&weer